Op 2 februari werd de wet DBA door een ruime meerderheid van de Eerste Kamer gesteund en daarmee aanvaard. D66 behoorde met de Christenunie en Groen Links tot de enige tegenstemmers.
Dat was voor mij een teleurstellende uitkomst. Gedurende vele maanden had ik mij als woordvoerder diepgaand in het wetsvoorstel verdiept, en gaandeweg was mijn overtuiging dat dit een onverstandig idee was alleen maar toegenomen. Ik vond en vind het voorstel onnodig, ineffectief, prematuur en riskant; een uitgebreide toelichting staat in de hieronder afgedrukte spreektekst. Nog steeds ben ik bang dat de kwaliteit en de kwantiteit van de werkgelegenheid voor ZZPers ernstig te lijden zullen hebben onder de praktijk van deze wet. Nu de wet DBA is aangenomen hoop ik maar dat ik ongelijk krijg. Maar de eerste commentaren van vakjuristen en accountants wijzen in dezelfde richting.
De beste verklaring die ik kan verzinnen voor deze treurige afloop was de onwankelbare welsprekendheid waarmee staatssecretaris Wiebes gedurende bijna drie uur zijn voorstel verdedigde. Overtuigend vonden D66, de Christenunie en Groen Links zijn argumenten in het geheel niet, maar kennelijk waren wij de enige.
Zo kan het lopen in een democratie. Wij wachten af hoe het uitpakt, en de machine draait verder. Inmiddels moest ik alweer het woord voeren bij de behandeling van de wet die overheidstoezicht op private jeugdinternaten mogelijk moet maken. Minister Asscher had het daarbij in de Eerste Kamer niet al te moeilijk. Maar dat kwam ook doordat de achterliggende vraag – hoe ver kan de overheid gaan in het afremmen van ouders die onverstandig omspringen met hun kinderen? – hier grotendeels buiten beeld bleef. De grens tussen passende bezorgdheid en overdreven bemoeizucht wordt maar al te gemakkelijk overschreden. Als de recente verhalen over de radicaliserende schoolkinderen kloppen, dan komt die lastige vraag vroeger of later terug. En dan is voor het politieke debat meer nodig dan de twee uur die nu voldoende waren.