De Winkler Prins encyclopedie stond onderin de boekenkast van mijn ouders: tien kloeke delen. Het doorbladeren leverde vele gelukkige uren op – de encyclopedie was een feestelijke toegangspoort tot het universum van de kennis. Zo maakte ik bijvoorbeeld in het allerlaatste artikel van het eerste deel (“A – BEENZW”) kennis met het ‘beenzwart’, fijngemalen menselijk bot, dat als pigment een rol speelt in de bietsuikerfabricage; dat zette mij op een voorsprong toen de Libris prijs in 1995 toegekend werd aan de roman Gewassen vlees, die handelde over precies zo’n fabrikant. Maar al heel jong had ik een gevoel van argwaan als ik de beperkte alfabetische reikwijdte van dat eerste deel – iets meer dan één letter – vergeleek met die van het tiende: “TRAP – ZIJZW”! En de wel zeer summiere behandeling van het ‘zijzwemmen’ versterkte mijn achterdocht: hier was slecht gepland.
Vele jaren later had ik reden om aan die argwaan terug te denken, toen ik in 1972, net afgestudeerd en op zoek naar een eerste baan, werd aangesteld als redacteur wiskunde van de Spectrum Encyclopedie in wording. Dit ambitieuze project – het vanaf de grond opbouwen van een splinternieuwe Nederlandse encyclopedie – sprak tot veler verbeelding. Het viel binnen de VNU onder de verantwoordelijkheid van Mari Pijnenborg, en was gebaseerd op diens overtuiging dat de Winkler Prins een serieuzer concurrent verdiende dan de saaie Grote Oosthoek en de wonderlijk gestructureerde ENSIE. Als hoofdredacteur had Pijnenborg zijn oog laten vallen op Hans Gruijters, die zich net met veel rumoer had teruggetrokken uit de provinciale politiek. Achteraf bezien was dat geen gelukkige keuze.
De Spectrum Encyclopedie was gevestigd in de Nieuwe Spiegelstraat in Amsterdam, en zou een flinke vuurproef worden voor een uitgever die zijn bekendheid vooral ontleende aan grote hoeveelheden scherp geprijsde Prisma pockets. Gruijters spiegelde zich als hoofdredacteur aan zijn grote voorganger, de negentiende-eeuwse predikant Anthony Winkler Prins, die de eerste editie van zijn encyclopedie vrijwel geheel eigenhandig had volgeschreven. Gruijters was van mening dat een vaardige, niet per se grote redactie daartoe nog steeds in staat zou moeten zijn. Hij trok een aantal jonge redacteuren aan en moedigde hen aan zo snel mogelijk te gaan schrijven.
Het was een bont gezelschap. Naast de gebroeders Vuijsje en Midas Dekkers was de meest opvallende redacteur mijn collega proximus bij de natuurkunde Michel Korzec, de oprichter van Dolle Mina, die aan zijn Poolse herkomst een cynisch beeld had overgehouden van gezagsdragers in alle verschijningsvormen. De kwetsbaarheid van de formule van Gruijters werd door hem al vroeg vermoed en indringend onder mijn aandacht gebracht. Ik liet mij daardoor niet afschrikken, verdeelde de wiskunde in een aantal grote en kleine hoofdstukken (daarbij af en toe even spiekend in een van de vele concurrerende encyclopedieën die de uitgever had laten aanrukken) en begon aan mijn allereerste artikel (‘algebra’).
Geleidelijk aan werd het megalomane karakter van het project duidelijker en duidelijker. Anders dan bij de verguisde rivalen zou er bij de Spectrum Encyclopedie pas echt geschreven gaan worden als de gehele inhoud gepland zou zijn, en daarbij bleek al gauw dat de voorziene twintig delen (los van de vier indexdelen, waarin de kleinere weetjes zouden belanden) voor de op dat moment beschikbare redactie een meer dan een volledige levenstaak zouden opleveren. Gruijters liet zich daardoor niet afschrikken, alleen al doordat zijn aanwezigheid aan de Nieuwe Spiegelstraat een sporadisch karakter had. Dat bood de redactie alle ruimte om in vrijheid en ongebondenheid het plan voor de ‘Nederlandse Britannica’ verder uit te werken, en daarbij ook de visualisatie niet te verwaarlozen. Daarvoor was de Britse firma Mitchell Beazley aangetrokken (later vooral bekend geworden door The Joy of Sex) die het peperdure beeldmateriaal ontwikkelde voor de VNU in de hoop daarvoor ook in andere landen klandizie te vinden, iets wat uiteindelijk naar verluidt alleen in de bescheiden Finse markt zou lukken.
Deze Londense connectie maakte veelvuldig redactiebezoek aan de Engelse hoofdstad onvermijdelijk. Zelf dankte ik daaraan mijn allereerste dienstreis, en nog herinner ik mij de betoverende ervaring om geheel op andermans kosten vliegtuig en hotel te betreden. Barbara, de redactiesecretaresse, voorzag mij van een envelopje met wat Engelse muntjes, en niet lang daarna besprak ik in Londen de mij voor ogen staande fraaie visualisatie van de algebra die door een besnorde Mitchell Beazley medewerker onberispelijk zou worden gerealiseerd.
Een zekere onrust begon zich inmiddels van de redactie meester te maken. Aan grootschalige capaciteitsuitbreiding zou niet zijn te ontkomen, dat werd steeds duidelijker. Uiteindelijk zou de encyclopedie dan ook worden volgeschreven door honderden auteurs, ondersteund door tientallen adviseurs. Kwalitatief werd het een voortreffelijke prestatie; commercieel een regelrechte ramp. Het Spectrum had zijn hoop gevestigd op veertig geroutineerde huis-aan-huis verkopers (‘mannen met stalen (schoen)neuzen’), die geacht werden jonge ouders aan de huisdeur te overtuigen van de onmisbare bijdrage die de encyclopedie zou leveren aan de maatschappelijke kansen van hun kinderen. De totaalprijs van 2500 gulden kon worden voldaan in zestig maandelijkse termijnen van 60 gulden, een voor beide partijen verleidelijke regeling. Desalniettemin viel de verkoop tegen. Tot een tweede druk is het nooit gekomen, al helemaal niet toen cd-rom en dvd als voorlopers van Wikipedia in de jaren negentig de markt voor gedrukte encyclopedieën geheel torpedeerden. Zelfs de klassieke Britannica zou daaraan bezwijken.
Ik was toen, na alle wiskundeartikelen met een a te hebben afgeschreven, allang weer vertrokken naar een promotieonderzoek in Delft, en ook Gruijters zou, teruggekeerd in de politiek, de ontknoping niet meer meemaken. Toch ben ik vast niet de enige redacteur die met enige weemoed terugdenkt aan aan zijn leiderschap, zoals zich dat vooral treffend manifesteerde op vrijdagmorgen. Gruijters nodigde dan de gehele redactie uit voor een vroeg bezoek aan het café, een sector waarin hij als eigenaar van drie Amsterdamse uitspanningen kind aan huis was. Onder aanvoering van onze hoofdredacteur beproefden wij zo verschillende van zijn concurrenten, met als hoogtepunt een bezoek aan een onschuldig ogende woning in Amsterdam Zuid, waarvan de eigenares pas na langdurig aanbellen het raampje in de deur opende. Haar vermoeide oogopslag kantelde als bij toverslag naar vreugdevolle verwachting op het moment dat zij Gruijters herkende. Niet veel later maakte ik kennis met het verwoestende effect van enige glaasjes vieux op de redactionele concentratie en productiviteit.
De encyclopedie is een relict. De alsmaar doorgroeiende kennis is zelfs binnen Wikipedia nauwelijks bij te houden. De achttiende-eeuwse gedachte om alle menselijke kennis te ordenen en in boekvorm uit te geven is genadeloos en onherroepelijk ingehaald door de tijd. Al met al was het oorspronkelijke plan van Gruijters een laatste stuiptrekking van het oude regime, waarvan hij zelf de betrekkelijkheid onderkende. “Het enige echt nuttige wat ik ooit aan de universiteit geleerd heb,” zo vertrouwde hij mij eens toe, “is boekhouden.”