Alexander Rinnooy Kan

Bio | Berichten | Achtergrond

D66
  • Email

Ooit geleerd XVI – Wereldstad

12/09/2022 By Alexander

In de steden gebeurt het. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom. In steden – waar inmiddels meer dan de helft van de wereldbevolking woont – stijgt het aantal mogelijke intermenselijke contacten immers veel sneller dan de bevolkingsomvang zelf (voor de liefhebbers: kwadratisch), en uit al die contacten ontstaan kansen: op nieuwe liefdes, op nieuwe inzichten, op nieuwe uitvindingen, nieuwe kunst, nieuwe literatuur. Hoe groter de stad, hoe groter de kans op vernieuwing. Kortom: in de steden gebeurt het. 

De stad biedt ruimte, laat vrij, geeft energie. Ik was een stadskind en ben dat altijd gebleven, ook toen mijn leeftijdsgenoten zich aangesproken begonnen te voelen door de romantiek van het knusse dorp en het weidse uitzicht. Maar waarom zou je al je buren willen leren kennen? Beter een verre vriend dan een opdringerige buurman. De stad gunt haar inwoners de doorlopende luxe van de interactie naar keuze: anonimiteit voor wie daarnaar verlangt; markt, café en buurthuis voor de rest.

Er zijn steden en steden. Wat maakt een stad tot een wereldstad? De eerste eis is natuurlijk een behoorlijke omvang. Dat is jammer voor Utrecht, Zwolle en Maastricht, maar een topstad moet nu eenmaal een mensenleven lang mee kunnen zonder te gaan vervelen. Maar grootte is uiteraard niet het enige criterium. Zo is Los Angeles naar elke omvangsnorm een metropool, maar schiet het als stad treurig tekort: seventeen suburbs in search of a city. Een echte wereldstad combineert substantiële omvang met sterke samenhang. Geen stad met ambities redt het zonder een centrum dat de basis legt voor die samenhang en dat de toon zet voor het geheel: enerzijds door een roemrucht verleden zichtbaar te maken, anderzijds door een voorschot te nemen op een nog veel spectaculairdere toekomst. De Concert Hall van Frank Gehry in Los Angeles kan daar – hoe origineel ook – niet in haar eentje in voorzien. Rotterdam en Warschau zijn er tientallen jaren na hun destructie nog steeds mee bezig. Amsterdam en Wenen daarentegen zijn gezegend met grote, goed bewaard gebleven stadscentra. Geen twee huizen zijn er precies gelijk, maar het geheel heeft zowel voldoende homogeniteit om onmiddellijk herkenbaar te zijn als voldoende variëteit om te blijven verrassen.

Om dat laatste veilig te stellen is de taak van de architect, maar met die professie is iets merkwaardigs aan de hand. Geen enkele splinternieuwe stad – van Almere en Lelystad tot en met Brasilia en Canberra – komt zelfs maar in de buurt van Berlijn of Shanghai. En wie Birmingham bezoekt, treft daar een reeks pijnlijk mislukte pogingen aan om de enige twee overgebleven negentiende-eeuwse winkelstraten te evenaren. Nu ja, om een wereldstad vers uit de bouwput te stampen is ook bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Een wereldstad moet immers ook sporen van verval en verloedering vertonen, waaraan met inzet en creativiteit kan worden gewerkt. Een flinke dosis rommeligheid is onmisbaar als achtergrond voor de permanente cyclus van bouwen en slopen. Een stad is een nooit afgerond project. Waar de warboel ontbreekt (Praag!) slaat de Disneyficatie genadeloos toe. En waar die domineert (Lagos!) wordt het de grootste gemene deler. Dat kan een wereldstad zich niet permitteren. 

Wereldsteden kenmerken zich ook door het onversneden chauvinisme van hun bewoners. Die weten zich net zo herkenbaar als hun stad, spreken hun nationale taal met een geheel eigen accent en koesteren een lokaal gevoel voor humor dat elders vooral irritatie oproept. Nieuwkomers zijn in zo’n stad niet kansloos, mits volstrekt kritiekloos, passend onderdanig en extreem leergierig. Dat geldt dubbel zo sterk binnen de enkele onfortuinlijke wereldstad die zich de mindere weet van een nationale rivaal, zoals bijvoorbeeld Boston en Barcelona. En vooruit: Rotterdam. In die tweede steden kenmerken lokale liedteksten zich door ondertonen van weemoed en minderwaardigheid, en worden de schaarse overwinningsfeesten opgezweept  door hartstochtelijke lokale loyaliteit.

Inwoners van een wereldstad realiseren zich zelden of nooit hoe bevoorrecht ze zijn. Zo blinken wereldsteden altijd uit door hun openbare-vervoersvoorzieningen, inclusief de mogelijkheid om door een opgeheven hand spoorslags een taxi tot stilstand te brengen (nog steeds een zwak punt in Nederland). Dag en nacht kan er uitstekend worden gegeten, niet alleen (maar natuurlijk ook) een vlugge hamburger of een licht aangebrande pizza. Wereldsteden hebben liefdevol onderhouden stadsparken, en harmonieus ontworpen pleinen met terrassen, standbeelden en fonteinen. Het winkelen is er een esthetisch genoegen, ook voor wie liever kijkt dan koopt. En er is tenminste één behoorlijk oude universiteit, waarvan de studenten zich in voorkomen, gedrag en intelligentie positief onderscheiden van de rest van het land. 

   Er is natuurlijk ook cultuur. Een imposant theater, een grote concertzaal, de beste opera in de wijde omgeving en een internationaal vermaard lokaal symfonieorkest (ook in dat laatste is Amsterdam mooier dan Parijs). Voor de musea staan altijd lange rijen. Maar belangrijker nog: ergens elders in de stad bevinden zich de topkunstenaars van morgen. Ze werken – vooralsnog miskend – in een van de schaarse betaalbare buitenwijken, maar weten één ding zeker: in de stad en nergens anders vinden ze straks hun collega’s en hun publiek.

Het verhaal van deze steden is een verhaal van vooruitgang. Vrijwel altijd is een wereldstad er beter aan toe dan vijftig jaar geleden. Maar soms gaat het bijna mis. In New York bijvoorbeeld, toen de vermaarde stadsplanner Robert Moses Manhattan wilde laten doorkruisen door verhoogde snelwegen. Door de inspanningen van Jane Jacobs en haar bondgenoten bleef de ellende beperkt tot één zo’n snelweg langs de westelijke rand. Als geen ander begreep Jacobs dat de grote stad alleen leefbaar blijft bij gratie van overzichtelijkheid in het kleine. De vijftienminutenstad die Parijs wil worden en Amsterdam al is: alles wat dagelijks nodig is binnen loop- of fietsafstand. De opgave voor de automobilist aldaar is slechts om een parkeerplek te vinden en die zo lang mogelijk bezet te houden.

Een wereldstad overtreft het eigen land in faam. De lokroep naar de toerist is onweerstaanbaar; een paar grote (en liefst extreem luxueuze) hotels horen erbij. Maar liever niet te veel. Wie zo’n stad wil leren kennen, bezoekt haar niet voor een paar dagen maar bewoont haar voor een paar maanden – net zo lang tot ook de route van buslijn 21 vertrouwd is en vaststaat waar het beste Ethiopische restaurant gevestigd is. Dan wordt een wereldstad wat hij in de woorden van Hemingway hoort te zijn: een permanent beweegbaar feest. 

Filed Under: Uncategorized