‘Toute ma vie, je me suis fait une certaine idée de la France.’ Zo luidt de openingszin van de memoires van Charles de Gaulle. Een opvatting over Frankrijk, een beeld van Frankrijk: wie in Nederland heeft dat niet? En in overwegende mate is dat beeld positief, en is het voorzien van een jaloerse ondertoon. Niet voor niets is Frankrijk al sinds jaar en dag voor Nederlanders het favoriete vakantieland. Het lijkt alles perfect op orde te hebben, van landschap en klimaat tot en met cultuur, wijn en kaas. Een zeker chauvinisme wordt de bewoners dan ook graag vergeven.
Zelfs in ons gezin met een Engelse moeder werd de affectie voor Frankrijk breed beleefd. Mijn jongste tante volgde er een zangopleiding, haar oudere zusje werd lerares Frans. Mijn vader kreeg al jong het Legioen van Eer uitgereikt, dat zijn kinderen het recht bezorgde op een gratis Franse opleiding (nooit benut) en hemzelf het recht op een gratis taxirit naar een hotel ingeval van openbare dronkenschap (idem). Al op vierjarige leeftijd brachten mijn ouders mij voor een maand naar de Provence om op te knappen van een reeks winterziektes. En mijn eerste zelfstandige vakantie was een geheel verzorgde treinreis naar een (één)sterrenhotel in Parijs, waar de eigenaar mij uiteindelijk zelf maar van binnenuit liet zien dat het wc-licht aanfloepte als de deur op slot ging.
De Franse taal bleef een struikelblok. Een jaar conversatieles van mijn tante, waaraan ik niet kon ontsnappen, zette mij aanvankelijk op een flinke voorsprong. Die was op het gymnasium al snel weer verdwenen dankzij een didactiek die voorrang gaf aan het vertalen van dorre teksten over de oudheid boven het aanleren van een vlotte openingszin voor in het café. Zelfs een behoorlijke kennismaking met de Franse literatuur hield er ik niet aan over.
Ondanks die conversationele handicap werd Frankrijk een geliefde bestemming, met en zonder ouders. De Deux Chevaux, een auto van onverwoestbare functionaliteit, speelde daarbij een hoofdrol, zeker bij de vele halsbrekende heuvelopwaartse inhaalpogingen. En elk jaar weer voltrok zich tijdens het overtrekken van de Franse grens een klein wonder: het weer klaarde op, alles wat het leven de moeite waard maakt werd een stuk goedkoper, en op de achtergrond klonk Charles Trenet, begeleid door een zwierige accordeon. Joie de vivre.
Van de schoonheid van het Franse landschap en van steden als Parijs hoeft niemand te worden overtuigd. Dat geldt al net zozeer voor de Franse keuken, die nooit aarzelt een beroep te doen op boter, room en ander verleidelijke vetvarianten. Geen detail van de maaltijd is bovendien te min; de verrukkelijke ontbijtjam op de Franse ambassade wordt door de chef-kok zelf bereid. Naar verluidt is ten minste één kansrijke Nederlands-Franse fusie gesneuveld op de Franse ontsteltenis over de Nederlandse broodjeslunch. De Franse keuken blijft wereldwijd de maat der dingen, zelfs – zo ontdekte ik ooit tot mijn verbazing – in het Keizerlijk Paleis in Tokio.
De bewondering voor alles wat Frans was strekte zich in eerste aanleg ook uit tot mijn wiskundestudie. Daar hoorde ik over het Bourbaki-project, een Franse poging om de gehele wiskunde weer eens van de grond af aan op te bouwen, met als hoofdrolspeler de later helaas ernstig verdwaalde wiskundige Alexandre Grothendieck. Maar toen stuitte ik ook voor het eerst op een negatief neveneffect van de zo begrijpelijke Franse zelfverzekerdheid: een hardnekkige voorkeur voor de eigen taal in de wereld van de wetenschap, waarin de lingua franca allang het Engels was geworden. Die introvertie is gebleven en leidt overal waar brede internationale samenwerking doorslaggevend is tot matige prestaties. Zo ontbreekt een toonaangevend Frans symfonieorkest en heeft de Franse film het ondanks Cannes en royale overheidssteun ook niet gemakkelijk.
Het opmerkelijkst is de introvertie binnen de hardnekkig francofone wetenschap, waar de universiteiten in hun onderwijstaak ook nog eens moeten concurreren met de zeer selectieve Grandes Ecoles, en in hun onderzoekstaak met de grote nationale onderzoeksinstituten. In dit unieke hogeronderwijssysteem hebben de Grandes Ecoles de taak om de toekomstige publiek-private elite als één grote vriendenkring voor te bereiden op het besturen van staat en economie. Dat biedt onmiskenbare voordelen, zoals iedereen weet die Frankrijk zijn Europese belangen in Brussel heeft zien verdedigen. Aan de intellectuele kwaliteiten van de diplomaten en de directeuren hoeft nimmer te worden getwijfeld; het klimaatverdrag van Parijs is geheel op rekening van de eerstgenoemden te schrijven. Toch schuilt in die publiek-private verstrengeling wellicht de oorzaak voor de achteruitgang in prestige en invloed die dit superieur geëquipeerde land de laatste vijftig jaar heeft moeten incasseren. In de intieme relatie tussen publiek en privaat ontstond een economie die niet overloopt van vernieuwingskracht en bovendien de last moet dragen van een loodzware verzorgingsstaat. Zelfs de huidige president lukt het niet om het evident onbetaalbare pensioensysteem eens flink op de schop te nemen.
Frankrijk, Engeland, Duitsland, twee overwinnaars en één verliezer: wie staat er in Europa inmiddels het beste voor? Als ser-voorzitter bezocht ik mijn collega Jacques Dermagne, in eigen land derde in de presidentiële troonsopvolging (de huidige functionaris heet Thierry Beaudet). In het ruim bemeten hoofdkantoor van de Conseil Economique, Social et Environnemental aan de Place de Iéna werd een andere handicap van Frankrijk zichtbaar. Het principe van de laïcité, de strikte scheiding van kerk en staat, bemoeilijkt sinds jaar en dag de ontwikkeling van minderhedenbeleid, tot op het niveau van hun administratieve registratie. Als zoethoudertje kregen alle minderheden eigen vertegenwoordigers in deze omvangrijke en daardoor weinig daadkrachtige adviesraad.
Maar de tweehonderddrieëndertig leden hebben verder weinig te klagen. Toen ik aan het eind van de ochtend, ver weg van de naargeestige banlieus en voorafgegaan door een huissier in rokkostuum, het fraaie paleis betrad, zweefde mij een vertrouwde geur tegemoet: het aangename aroma van een met liefde bereide Franse lunch.