Over een grondige verbouwing van het ‘Huis van Thorbecke’ wordt al lang nagedacht. Echt opschieten doet het niet. Destijds koos de naamgever bewust voor een veranderingsresistent ontwerp: een grondwetswijziging vereist in twee opeenvolgende parlementen een meerderheid (één keer zelfs een flinke). Aan ideeën, adviezen en commissies is nooit gebrek geweest, maar als onderwerp heeft de inrichting van onze parlementaire democratie een hoog gaapgehalte en schiet het pijnlijk tekort aan glamour en spektakel. Zo blijft alles dus min of meer zoals het was.
Ook werkgevers en werknemers kunnen hun opwinding over dit onderwerp moeiteloos onderdrukken. Eén keer, bij het referendum over het vormen van een stadsprovincie Rotterdam, liet vno zich verleiden tot een positief stemadvies. Ik herinner mij een discussie met Bram Peper in een vrijwel verlaten, hol galmende Burgerzaal aan de Coolsingel. Met een zeer ruime meerderheid werd het voorstel de dag erna verworpen.
Niet dat iedereen tevreden is: met grote regelmaat wordt gejammerd over het matig functioneren van onze democratie. Hoewel dat meer te maken heeft met hoe de bewoners zich gedragen dan met de inrichting van het Huis zelf, ligt toevalligerwijs juist vandaag de dag een aantal wenselijke structuurveranderingen keurig in elkaars verlengde. Is het dan niet zaak om die kansen te verzilveren en tegemoet te komen aan het gemopper?
Vooraan in die wachtrij van hervormingen staat de veelgehoorde wens om het aantal Tweede Kamerleden uit te breiden. Inderdaad is dat aantal, rekening houdend met de omvang van Nederland, internationaal zeer laag. Overbelasting van Kamerleden is aan de orde van de dag, en vooral kleinere fracties hebben het zwaar – een vijftigtal extra zetels is alleszins te verdedigen. En kijk: het gebouw van de Tweede Kamer krijgt net een grote onderhoudsbeurt. Nu kan dus gemakkelijk de vergaderzaal worden vergroot (of de wel zeer ruim bemeten blauwe fauteuils een tikje verkleind).
Met die vijftig extra zetels dient zich meteen een volgende kans aan: overstappen op het Duitse gemengde parlementaire stelsel, waarbij de nieuwe zetels gekoppeld worden aan evenzoveel nieuw te vormen kiesdistricten. Elke kiezer brengt dan twee stemmen uit: één op een landelijke lijst en één in zijn of haar district. Dat laatste is aantrekkelijk voor de lokale kiezers: zij kunnen voortaan hun ontevredenheden kenbaar maken op het spreekuur van het eigen Kamerlid, dat er alle belang bij heeft om zich een lokale reputatie te verwerven als politieke probleemoplosser.
Die vijftig nieuwe kiesdistricten sluiten op hun beurt prima aan bij het al heel lang lopende proces van gemeentelijke schaalvergroting. Steeds meer beleid wordt immers gedecentraliseerd, en dat dwingt kleine gemeentes tot een onoverzichtelijk en democratisch oncontroleerbaar ratjetoe aan samenwerkingsverbanden. Schaalvergroting ligt dus voor de hand. Een uitgebreide analyse heeft aangetoond dat indeling van Nederland in een vijftigtal regio’s leidt tot bestuurlijke eenheden met precies de juiste omvang om alle gedecentraliseerde taken goed te kunnen bolwerken – uiteraard onder toezicht van democratisch gekozen regioraden. Binnen elke regio kan dan naar hartenlust verder worden gedecentraliseerd, zodat dorpen, kleine (deel)gemeentes, buurten en wijken herkenbaar en aanspreekbaar blijven voor hun bewoners; elke regio moet dat vooral geheel naar eigen inzicht doen.
Die vijftig regio’s annex kiesdistricten kunnen bovendien in één klap financieel zelfstandiger worden ingericht dan de huidige gemeentes. Een internationaal ongekend hoog percentage van alle gemeente-inkomsten komt op dit moment immers rechtstreeks van het Rijk. Dat ontneemt het decentrale bestuur de ruimte om zelf meer of minder belasting te heffen al naar gelang hun kiezers dat prefereren. Een verschuiving van nationale naar regionale belastingheffing ligt dus ook voor de hand.
Is dit alles een papieren wensdroom of kunnen deze hervormingen daadwerkelijk worden gerealiseerd? Het laatste is het geval. Denemarken heeft een vergelijkbare gemeentelijke opschaling binnen een paar jaar klaargespeeld, en plukt daarvan nu de vruchten.
Mocht op deze manier een efficiënte en effectieve regionale bestuurslaag tot stand komen, dan geeft dat vervolgens een goede reden tot herbezinning op de huidige provinciale bestuurslaag. Provincies met een rijke geschiedenis, een eigen cultuur, een uniek dadaïstische carnavalstraditie of een sporadische Elfstedentocht mogen zeker blijven bestaan, maar moet dat nog als democratische bestuurslaag? Afschaffing hoeft niet ten koste te gaan van traditionele feestelijkheden, al dan niet onder leiding van een commissaris van de Koning.
In dit regionale model is ook gemakkelijk een alternatief te verzinnen voor de wat ongemakkelijke waterschapsverkiezingen. En wie tenslotte twijfelt aan de meerwaarde van de Eerste Kamer kan deze hervormingsronde dan ook nog benutten voor een reeks aanpassingen aldaar.
Deze lange agenda suggereert dat de structuur van onze democratie flinke sporen vertoont van achterstallig onderhoud. Dat klopt, maar het is natuurlijk niet het hele verhaal. Die structuur zegt immers weinig tot niets over de dagelijkse omgang tussen bestuurders en bestuurden. Goede toegankelijkheid van de eersten en nauwe betrokkenheid van de laatsten vormen in alle inrichtingsvarianten lastige opgaven. Burgerberaden, ingelote G1000 jury’s, referenda, dorps-, wijk-, buurt- en straatraden kunnen daar stellig aan bijdragen, maar ze vormen geen panacee. In Denemarken wordt eens per jaar op het eiland Bornholm een politiek festival georganiseerd waar de gehele politieke top van land en regio’s zich toegankelijk maakt voor tienduizenden kiezers. Zou dat niets voor Texel zijn?
Iedere representatieve democratie vereist om de zoveel tijd enig onderhoud. Het is nu eenmaal, naar klassiek inzicht, een uitermate beroerd systeem dat desalniettemin beter is dan alle ervoor bedachte alternatieven – vraag dat maar aan wie autocratieën aan den lijve heeft ondervonden. Wat bemoedigt is dat elke nieuwe politieke partij, hoe marginaal, radicaal of theatraal ook, maar één ding wil: een zetel in het parlement. Gelukkig is en blijft dat maatgevend voor politieke macht en invloed.
Een van de grote voordelen van een representatieve democratie is de mogelijkheid van een snelle bijsturing van beleid via de vierjaarlijkse verkiezingen, hoe sneu dat ook is voor de democratische bestuurders: hun mandaat kan van de ene op de andere dag vervallen, samen met de dienstauto en de dossiertas. Natuurlijk, niet elke democratische spelregel kan gemakkelijk worden veranderd: die lage kiesdrempel bijvoorbeeld, een bron van excessieve versnippering, daar komt Nederland voorlopig niet van af. Maar breedgedragen, gestage vooruitgang in kleine stapjes is heel goed mogelijk. Op het winnende t-shirt bij een politiek festival prijkten de teksten ‘Ik Tel Mee’ en ‘Wij Zijn De Baas’. Daarmee is de kern van de representatieve democratie mooi samengevat.